Opiniestuk in De Morgen, 11 augustus 2023
De recente conflicten in Soedan en Niger hebben verwoestende gevolgen voor het dagelijkse leven en de toekomst van de bevolking, ook wat betreft zorg en essentiële medicijnen. Zo berichtte The Guardian tijdens de eerste weken na de staatsgreep in Soedan over de ’tragedie in de tragedie’ van diabetespatiënten, die worstelden om levensreddende insuline te bemachtigen en die op de juiste temperatuur te houden terwijl ze vluchtten uit huizen die plotseling onveilig waren geworden.
In de media is er echter veel minder, of beter gezegd geen, aandacht voor Soedanese en Nigerese patiënten met acute of chronische pijn, en de bijbehorende vraag of het gezondheidssysteem nog in staat is om tijdig morfine en andere essentiële pijnstillers te leveren (naast het proberen opvangen van de noden van de vele slachtoffers van het geweld). Maar misschien zijn de volgende vragen pertinenter: waren de gezondheidssystemen überhaupt wel in staat om pijnmedicatie te verstrekken vóór het conflict? En wat zal de impact van het conflict zijn?
Het antwoord is ontnuchterend. Medicijnen zoals morfine, ook wel opioïden genoemd, zijn essentieel voor de behandeling van ernstige en/of ondraaglijke pijn. Maar als ze verkeerd gebruikt worden, zijn ze verslavend en vatbaar voor misbruik. Noord-Amerika wordt bijvoorbeeld al een aantal jaar getroffen door een waren ‘epidemie’ van sterfgevallen veroorzaakt door overdoses fentanyl en oxycodon.
Deze ‘misbruikcrisis’, die vooral landen met een hoog inkomen treft, is bekend en wordt uitgebreid gecoverd in reguliere en gespecialiseerde media. Er bestaat echter ook een ’toegangscrisis’, die vooral landen met een laag (of gemiddeld) inkomen treft, zoals Niger en Soedan. Die laatste wordt vaak door de media genegeerd.
Duidelijke kloof
Het recente rapport Left behind in pain, gepubliceerd in juni 2023 door de Wereldgezondheidsorganisatie (WGO), illustreert de schokkende ongelijkheid in toegang tot morfine voor medisch gebruik wereldwijd: in 2021 werd meer dan 80 procent daarvan gebruikt in Noord-Amerika en Europa – landen met een hoog inkomen liggen dus ‘in pole position’ als het op de toegang tot morfine aankomt.
Wereldwijd is er een duidelijke kloof tussen consumptieniveaus en medische behoeften. Het WGO-rapport erkent dat de toegang in arme landen belemmerd wordt door een aantal factoren, onder meer wetgevend, infrastructurele, etc. Maar centraal in de crisis staat toch de tweeledige juridische aard van opioïden: beleidsmakers slagen er niet in om een evenwicht te vinden tussen toegang voor medische behoeften enerzijds en preventie van misbruik anderzijds.
De ietwat dunne lijn tussen medisch gebruik en misbruik lijkt veel activisten en journalisten ook te ontmoedigen om te praten over de onvervulde behoeften van volwassenen en kinderen met pijn in lage-inkomenslanden in het Globale Zuiden.
De ongelijke toegang tot morfine voor medisch gebruik wereldwijd is etisch onaanvaardbaar.
Bovendien geven veel inspanningen om de gezondheidssystemen in het Globale Zuiden te versterken prioriteit aan de preventie en behandeling van ziekten, waardoor de bredere behoeften van mensen, waaronder pijntherapie en palliatieve zorg, ongewild uit het oog verloren. Weliswaar worden hier en daar pogingen ondernomen om de kloof aan te pakken, maar daarbij gaar het doorgaans om lokale initiatieven, of initiatieven die zich nog in een preliminaire fase bevinden.
Zo hebben de Ministeries van Volksgezondheid van de Democratische Republiek van Congo en België, in samenwerking met UNODC (United Nations Office on Drugs and Crime), recent concrete actie ondernomen op dit vlak, onder meer inzake de vorming van gezondheidswerkers en bewustmakingscampagnes om de problematiek aan te pakken. Maar het blijft een enorme uitdaging om deze lokale acties ook nationaal op te schalen.
Overigens mag het duidelijk zijn dat de behoefte aan opioïden abrupt toeneemt tijdens natuurlijke of door de mens veroorzaakte rampen, zoals bij de huidige conflicten in Soedan, Niger, Oost-Congo en elders. Maar of landen en regio’s nu in brand staan of niet, de ongelijke toegang tot morfine voor medisch gebruik wereldwijd en het daaruit voortvloeiende menselijke lijden, is ethisch onaanvaardbaar en vereist een gezamenlijke actie van beleidsmakers, academici en politici, waarbij gezondheid en mensen rechten in het middelpunt van het beleid staan.
Raffaella Ravinetto is professor farmaceutische volksgezondheid aan het ITG. Anselme Mubeneshayi Kananga is consultant voor het VN-bureau UNODC. En Xavier de Béthune is de voormalige coördinator van Be-cause Health en medisch directeur van Dokters van de Wereld.