De opinie van de directeur van het ITG, Marc-Alain Widdowson verscheen in de Belgische krant De Standaard.
Ook bij andere epidemieën stonden arme landen achteraan in de rij. We hebben dringend een systeem nodig dat vaccins wereldwijd eerlijker verdeelt tijdens pandemieën, schrijft Marc-Alain Widdowson.
Tedros Ghebreyesus, de directeur van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), waarschuwde vorige week voor een dreigende ‘catastrofale morele mislukking’. Hij wees op de fundamentele onrechtvaardigheid dat een jonge, gezonde persoon in een rijk land met een laag risico om te sterven eerder gevaccineerd wordt dan een kwetsbare, oudere persoon in een arm land. Een boodschap die even confronterend als voorspelbaar is.
Dat vaccins zo snel ontwikkeld en getest worden en vergunningen zo vlot verleend, is een lichtpunt in deze pandemie. Sommige vaccins zijn gebaseerd op nieuwe technologie en lijken erg effectief te zijn. Maar dezelfde wil en creativiteit ontbreken om een rechtvaardige, wereldwijde toegang tot die vaccins te garanderen.
Er moet een mechanisme komen voor een rechtvaardige wereldwijde vaccinatie, gebaseerd op behoeften. In de eerste plaats vanwege de morele verplichting om degenen te beschermen die dat het meest nodig hebben, waar ze ook wonen. Maar ook omdat dit virus zeer grillig is en pandemieën in golven komen. Een toekomstige coronagolf zou kwetsbare gezondheidssystemen in lage- en middeninkomenslanden kunnen overrompelen.
Hoe langer dit virus wereldwijd circuleert, hoe meer mutaties er kunnen ontstaan, waarvan sommige besmettelijker zijn. Bovendien is de wereldeconomie afhankelijk van een globale beroepsbevolking. Voor het economische herstel in hoge-inkomenslanden, is het cruciaal is dat de pandemie in de hele wereld onder controle is.
Van vogel- tot varkensgriep
De wereld denkt al meer dan 20 jaar na over vaccinatie tijdens pandemieën. In 1997 dreigde de opkomst van de dodelijke vogelgriep in Azië de volgende wereldwijde pandemie te worden. Dat stimuleerde investeringen in paraatheid en de ontwikkeling van pre-pandemische vaccins voor de vogelgriepstammen.
Al in een vroeg stadium dook het probleem van de rechtvaardige toegang op. Om vogelgriepvaccins te kunnen maken, moeten bedrijven over de relevante virussen beschikken, en die kwamen voornamelijk uit Zuidoost-Aziatische landen. In 2007 wilde Indonesië geen vogelgriepvirusstammen meer delen, tot het de garantie kreeg dat het als zwaar getroffen land direct toegang zou hebben tot de vaccins. Dat veroorzaakte diplomatieke heisa, maar leidde tot de ontwikkeling van een wettelijk kader van de WHO voor een eerlijke verdeling van pandemische vogelgriepvaccins. Daarna begon Indonesië de virusstammen weer te delen.
Een volgende coronagolf zou kwetsbare gezondheidssystemen in lage- en middeninkomenslanden kunnen overrompelen.
De volgende grieppandemie in april 2009 verraste de wereld: het bleek geen vogelgriep uit Azië te zijn, maar varkensgriep uit Mexico. Een vaccin tegen die ziekte bleek relatief eenvoudig te produceren. Rijkere landen bestelden op voorhand grote ladingen vaccins om hun bevolking te beschermen, wat tot bezorgdheid leidde over een rechtvaardige toegang tot pandemische vaccins. De WHO startte het Vaccin Deployment Initiative op en kon rekenen op 100 miljoen dosissen van het griepvaccin. Ze zette een systeem op poten voor de distributie van de dosissen met een plan om risicogroepen voorrang te geven.
In oktober 2010 waren 78 miljoen dosissen verdeeld naar 77 landen, minder dan het totale aantal dosissen dat tegen die tijd in de VS werd toegediend. Bovendien bemoeilijkten vertragingen de tijdige distributie van de vaccins. Die waren deels te wijten aan complexe juridische overeenkomsten over de aansprakelijkheid voor gedoneerde vaccins, de goedkeuring van vaccins door de WHO en de ontwikkeling van uitvoeringsplannen door de landen, een voorwaarde om vaccins te ontvangen. Het resultaat was dat lage-inkomenslanden minstens zes maanden later konden vaccineren dan hoge-inkomenslanden. Maar omdat de pandemie niet zo ernstig bleek als gevreesd, nam het enthousiasme voor vaccineren in veel landen af en werd de beschikbaarheid van vaccindosissen geen groot probleem.
De grootste bedreiging
Meer dan tien jaar na de laatste pandemie worstelen we met dezelfde problemen. Het vaccinnationalisme is weer opgedoken en landen hebben enorme bilaterale overeenkomsten gesloten om de eigen bevolking te beschermen. Opnieuw is er een wettelijk en financieel kader vanuit de WHO opgericht (Covax) en zijn er afspraken gemaakt om landen met een laag inkomen ook toegang te geven tot vaccindosissen.
Maar covid-19 is veel dodelijker dan de grieppandemie van 2009 en heeft sommige hoge-inkomenslanden het hardst getroffen – ongebruikelijk voor besmettelijke ziekten. Zal Covax werken? De kostprijs van het vaccin op zich is niet het grote knelpunt. Alvast twee farmaceutische bedrijven, AstraZeneca en Johnson & Johnson, hebben zich ertoe verbonden het vaccin tijdens de pandemie tegen lage kosten te leveren, al zal extra financiële steun nodig zijn voor de logistieke uitdagingen om de vaccinaties veilig en effectief uit te voeren in landen met een basisgezondheidszorgsysteem.
Een grotere bedreiging voor de rechtvaardigheid is de beperkte productiecapaciteit om te voldoen aan de wereldwijde behoeften en verplichtingen van landen met een hoger inkomen. Vele daarvan hebben geïnvesteerd in onderzoek en ontwikkeling van covid-vaccins en hebben genoeg dosissen gereserveerd om hun hele bevolking meerdere malen te vaccineren. Maar de verdeling loopt niet van een leien dakje. Zo levert AstraZeneca in het eerste kwartaal minder vaccins in de EU dan aangekondigd, in België wellicht minder dan de helft van het beloofde aantal.
Hoe verschrikkelijk deze pandemie ook is, veel van de kwetsbaarste landen zijn niet zo catastrofaal getroffen als we dachten en wellicht hebben we ook nu de ergste gevolgen van de vaccinongelijkheid kunnen ontwijken. Toch bezorgt het debat daarover me een déjà vu. Het is ook zorgwekkend dat uit eerste resultaten van het gerenommeerde Gupta Lab van de universiteit van Cambridge blijkt dat het Pfizer-vaccin geen volledige bescherming biedt tegen de Britse variant. Net als bij de vogelgriep, kunnen wereldwijde stambewaking en het delen van gegevens een sleutelrol spelen om vaccins te verbeteren. Landen die stamgegevens verstrekken zouden sterkere garanties kunnen eisen.
We hebben een beter institutioneel systeem nodig voor toekomstige pandemieën, zodat de toegang tot vaccins op basis van behoeften verloopt en om nationalistische instincten te verminderen.